Geschiedenis van bier

Geplaatst op: 11-03-2016

Bier is een drank die stamt uit ongeveer 6000 voor Christus. Naar verluid werd de drank voor het eerst gemaakt in Mesopotamië (momenteel Irak). Doordat Mesopotamië werd veroverd, veroverde de kunst van het biermaken terrein in overige culturen.

Vroeger was bier brouwen anders dan hoe we dat nu doen. De grondstoffen zijn wel nog redelijk gelijk gebleven, maar het gerst werd bijvoorbeeld niet eerste gemout en gemaischt. Hoe men het vroeger deed? Men bakte een brood dat van binnen week was. Dit werd in water gelegd en er werd gewacht tot het ging gisten. Naar verluid werden vroeger al verschillende soorten bier gemaakt. De Babyloniërs hadden minsten 34 verschillende biersoorten die ze konden maken.

Bier in Egypte

Ook in Egypte veroverde bier brouwen terrein. Het brouwen werd daar zeer groots aangepakt. Er waren grote brouwerijen en het bier werd als offer aan de goden gebruikt. Bier was een goddelijke drank en moest daarom voldoen aan veel regels. Ramses III vond de drank bijvoorbeeld zodanig goddelijk at het alleen uit gouden bekers gedronken mocht worden. Tevens werden er beelden gemaakt van het brouwproces en werden deze beelden inclusief kruiken met bier in de graftombes gelegd. Er is overigens nooit Egyptisch bier gevonden, want dit is allemaal verdampt. Rond het jaar 0 was Alexandrië dé bierhoofdstad. Het bier dat daar het meeste werd gedronken heette Rythos.

Ongeveer 5000 v.Chr. kwam de kennis van het maken van bier Zuid-Europa binnen. Dit gebeurde via Israel naar Oost-Europa en via Zuid-Frankrijk. In tegenstelling tot de overheersende opvatting werd er door de Grieken en de Romeinen wel degelijk bier gebrouwen en gedronken. In die tijd maakte wijn echter de opwachting en dit was meer naar de smaak van deze twee volkeren. In tegenstelling tot de zuidelijke delen van het Romeinse rijk werd bier wel gewaardeerd in de noorelijke provincies.

Bier in de middeleeuwen

Na de val van het Romeinse rijk als gevolg van talloze invallen van barbaren bleef het brouwen van bier populair in noordelijk Europa. De kerk nam een grote plaats in en de monniken hadden grote interesse in het brouwen van bier. Elk klooster had wel een eigen brouwerij en natuurlijk kwam er een beschermheilige voor de brouwers. Dit was Sint Arnoldus (rechts), die altijd werd afgebeeld met een roerstok. Monniken brouwden bier om in hun levensonderhoud te voorzien. Daarnaast was bier het enige betaalbare veilige alternatief voor water, omdat bij het brouwen van bier de wort gekookt wordt en zo de schadelijke micro-organismen worden gedood. Dit was bij gewoon drinkwater niet het geval en men had in die tijd nog niet door dat het koken hiervoor zorgde.

Inmiddels was de stap van het broodbakken overgeslagen, maar er waren toch nog aanzienlijke verschillen met het bier van tegenwoordig. Destijds maakte men namelijk geen gebruik van hop, maar van gruit. Dit is een kruidenmengsel dat ongeveer hetzelfde effect moet hebben gehad op het brouwsel als hop. Welke kruiden er precies gebruikt werden in gruit is niet bekend, maar men is vrij zeker dat gagel een belangrijk bestanddeel was.

Waarschijnlijk werd hop voor het eerst gebruikt aan het begin van de 9e eeuw. Voor zover bekend waren de monniken van het klooster Weihenstephan in Duitsland (links) de eersten die er gebruik van maakten. Zij erkenden als eersten de conserverende werking van de plant. Omdat in veel delen van Europa de machthebbers flink geld verdienden aan een soort belasting op gruit, de zogenaamde gruitrechten, en er een hele industrie rond gruit was ontstaan duurde het lang voordat hop algemeen gebruikt werd. In Nederland duurde het tot in de 14de eeuw voordat er hopbier gebrouwen werd.

Naast het brouwen in kloosters had in de middeleeuwen ook elk dorp een eigen brouwerij en de meeste steden wel meer dan één. De brouwers gingen zich ook steeds meer organiseren. De eerste gilden werden in het begin van de 14de eeuw gevormd en werden een factor waar de machthebbers rekening mee moesten houden. reinheitsgebot

Ondanks de populariteit van bier, het grote aantal brouwerijen en de samenwerking tussen de brouwers is er tijdens de middeleeuwen weinig nieuws ontwikkeld aan het brouwproces. De meeste brouwers leken zich meer te richten op het verhogen van de productie om zo een grotere winst te behalen. De brouwers waren hierin behoorlijk creatief. Zo werd door sommige brouwers de maisch twee keer gebruikt. Het eerste brousel werd voor een hogere prijs verkocht en het tweede brouwsel was voor de armen. Om te voorkomen dat dit de spuigaten uit liep en de kwaliteit van het bier te veel zou afnemen werden er verschillende 'wetten' uitgevaardigd. De bekendste hiervan is het Reinheitsgebot (rechts). Daarin werd vastgelegd dat bier alleen gemout graan, water en hop mocht bevatten. Dit werd met name in Duitsland gevolgd, want in landen als België was speciaalbier waarbij kruiden en extra suikers werden gebruikt erg populair.

Bier tot heden

De Renaissance was een gouden tijd voor brouwers. Gedurende die tijd waren brouwers rijke burgers die een hoog aanzien genoten. Vaak waren ze alleen eigenaar van de brouwerij en lieten ze het brouwen aan iemand anders over. Later kreeg bier veel concurentie van koffie en thee, maar de drank bleef relatief populair. pasteur

Met de 19e eeuw kwam er weer een periode van innovaties op het gebied van bier en het brouwen ervan. Zo kwam in 1830 het eerst flessenbier op de markt in Duitsland en er werden door wetenschappers verschillende processen verklaard. De bekendste daarvan is waarschijnlijk de ontdekking van Louis Pasteur (links) dat gist een ééncellig organisme is en daarnaast ontdekte hij dat het verhitten van stoffen bepaalde microorganismen uitschakeld wat de houdbaarheid van bier verbeterd.

Het bier dat tegenwoordig veruit het meest gedronken wordt en door veel mensen ook direct geassocieerd wordt met het woord 'bier', is uitgevonden in de 19e eeuw. We hebben het dan over pilsener. Dit is uitgevonden rond 1840 in de Tsjechische stad Plzeň, waar het biertype zijn naam aan dankt. zegel

Het bier dat tot die tijd gebrouwen werd was altijd bovengistend en vaak van wisselende kwaliteit. In 1838 dumpten inwoners hele vaten Tsjechisch bier vanwege de slechte kwaliteit. In 1839 werd er besloten dat de stad een eigen brouwerij nodig had. Daarom werd de Burgess' Brouwerij gebouwd, tegenwoordig Plzeňský Prazdroj (rechts), en deze bestaat nog steeds. Deze brouwerij ging bier brouwen volgens de Beierse methode. Dit hield in dat het bier koud werd gelagerd en dat er ondergisten werden gebruikt. Dit bevorderde de helderheid, smaak en houdbaarheid van het bier. Het eerste pilsener werd in 1842 geproduceerd en zorde voor een sensatie. Bijkomend voordeel was de glasindustrie in Plzeň. Het drinkgerei werd van glas gemaakt en zo was het heldere goudblonde bier mooi te bewonderen.

Voor de koele lagering werd het bier opgeslagen in de grotten rond de stad. Dit veranderde in 1879 tot de Duitser Carl von Linde een koelmachine uitvond. Hierdoor kon het bier ook langer bewaard worden en worden getransporteerd. Tevens konden andere brouwerijen nu het bier uit Plzeň namaken en zo begon de opmars van het pilsener.

Omdat alle dorpen en steden eigen brouwerijen hadden die zich op de lokale smaak richtten was er een enorme verscheidenheid aan bieren in Europa. Dit veranderde helaas in de 20e eeuw. De opkomst van grootschalige commerciële bouwerijen en de twee wereldoorlogen zorgden ervoor dat veel kleine brouwerijen ophielden te bestaan. Sommigen werden overgenomen, anderen platgebombardeerd en weer andere moesten al hun koper afstaan tijdens de schaarsten gedurende de oorlogen. Na de tweede wereldoorlog kwam de brouwindustrie weer een klein beetje tot ontwikkeling, maar dit veranderde snel en tegen 1980 was er een enorme vervlakking op de biermarkt opgestreden. Er was nog maar een handvol brouwerijen die veelal aan een paar multinationals toebehoorden. Gelukkig is hier nu geen sprake meer van en is het speciaalbier in Nederland en heel Europa weer aan een opmars bezig. De diversiteit van brouwerijen en bieren neemt enorm toe en de interesse bij de bierdrinkers sluit hierop aan. Er zijn tegenwoordig nog maar weinig cafés waar alleen pilsener geschonken wordt en waar geen bier van hoge gisting te krijgen is. Ook is te zien dat de grote brouwers weer beginnen met het brouwen en op de markt brengen van hun seizoensbieren. Laten we hopen dat deze trend zich door zal zetten.